Afstaan van voorang

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Principe en voorwaarden

Voor de gevallen waarbij verschillende personen aan de voorwaarden voldoen om een recht op kinderbijslag voor een kind te verkrijgen, dus om rechthebbende te zijn, werden in de wet voorrangsregels bepaald.

De persoon die voorrang heeft beoordeelt zelf het belang van het kind.

  • Overeenkomstig de wet kan een voorrangsgerechtigde rechthebbende in het belang van het kind tegen de volgende voorwaarden zijn recht aan een niet-voorrangsgerechtigde rechthebbende afstaan

Het gaat om de op basis van artikel 64 AKBW aangeduide rechthebbende (werknemer of zelfstandige).
Als de voorrangsgerechtigde rechthebbende een minderjarig weeskind is, kan zijn wettelijke vertegenwoordiger (over het algemeen de overlevende ouder) de voorrang in zijn naam afstaan.

Art. 375 Burgerlijk Wetboek
Een rechthebbende die via afstand de voorrang verkregen heeft mag de voorrang zelf niet afstaan. Opeenvolgende afstanden zijn niet toegelaten.

  • De niet-voorrangsgerechtigde rechthebbende (de rechthebbende die zijn voorrang afstaat) moet werkelijk deel uitmaken van het gezin van het kind. Het gaat wel degelijk om een feitelijke situatie. De juridische fictie van het co-ouderschap, waarbij de twee ouders en de door een van hen opgevoede minderjarige kinderen nog steeds een gezin vormen is hier niet van toepassing. Bij de regeling voor alternerend verblijf met gelijkmatig verdeelde huisvesting is afstand of afwijking echter wel mogelijk.
Afstand van voorrang kan voor een geplaatst kind niet worden toegestaan aangezien het kind niet werkelijk deel uitmaakt van het gezin van de rechthebbende.
  • Als de rechthebbende aan wie de voorrang wordt afgestaan deel uitmaakt van het gezin van het kind, mag die enkel de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of een persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt zijn. Die personen vormen de hoofdgroep rechthebbenden.
In het kader van de afstand van voorrang gaat het om de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of een persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt.

Voorbeelden

  1. De heer A en mevrouw B zijn gescheiden en hebben het gezamenlijk hoederecht over hun minderjarig kind. Het kind woont bij zijn moeder, die werknemer is, en zijn invalide grootvader. De heer A is de wettelijke voorrangsgerechtigde rechthebbende. Hij kan zijn recht enkel aan mevrouw B afstaan, die deel uitmaakt van het gezin van het kind en van de hoofdgroep rechthebbenden.

    De heer A. kan zijn recht niet aan de grootvader afstaan om een voordeligere schaal te verkrijgen want een rechthebbende van de hoofdgroep maakt deel uit van het gezin van het kind.

  2. De heer A en mevrouw B voeden samen een kind op. De heer A is werknemer, mevrouw B oefent geen socioprofessionele activiteit uit. Het koppel en het kind wonen bij de invalide grootvader.

    De heer A kan zijn recht niet aan de grootvader afstaan om een verhoogde schaal te ontvangen aangezien de grootvader geen deel uitmaakt van de hoofdgr oep en een rechthebbende van de hoofdgroep deel uitmaakt van het gezin van het kind (de vader, de heer A).

  • Als geen rechthebbende van de hoofdgroep rechthebbenden deel uitmaakt van het gezin van het kind, kan het recht aan een andere potentiële rechthebbende die deel uitmaakt van het gezin van het kind worden afgestaan.
In het kader van de afstand van voorrang gaat het om de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of een persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt.

Voorbeeld

De heer A en mevrouw B zijn gescheiden en hebben het gezamenlijk hoederecht over hun minderjarig kind. Het kind woont bij zijn moeder, die geen socioprofessionele activiteit uitoefent, en zijn invalide grootvader. De heer A is de wettelijke voorrangsgerechtigde rechthebbende.
De heer A kan zijn recht aan de grootvader afstaan want er maakt geen rechthebbende van de hoofdgroep deel uit van het gezin van het kind aangezien mevrouw B aan geen van de voorwaarden voldoet om rechthebbende te zijn.
De afstand van voorrang mag geen beletsel vormen voor de in de Europese verordeningen of de bilaterale overeenkomsten opgenomen bevoegdheids- en cumulatieregels.

Datum waarop de afstand van voorrang in werking treedt

De afstand van voorrang heeft in principe enkel uitwerking in de toekomst:

  • Een wijziging van rechthebbende in een kwartaal heeft uitwerking op de eerste dag van het volgende kwartaal.
  • Een wijziging van rechthebbende op de eerste dag van een kwartaal heeft uitwerking op die dag.

Als door de wijziging van rechthebbende echter een verhoogde schaal kan worden toegekend, wordt die schaal overeenkomstig de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders toegekend, dus de eerste dag van de maand na de maand van de gebeurtenis.

Onder bepaalde cumulatieve voorwaarden kan een afstand van voorrang gevolgen met terugwerkende kracht met zich brengen:

  • De voorrangsgerechtigde rechthebbende doet de aanvraag.
De kinderbijslaginstelling zelf kan een voorrang van afstand met terugwerkende kracht voorstellen maar de rechthebbende moet zelf aangeven dat hij zijn recht voor een periode in het verleden wil afstaan.
  • De afstand moet hogere kinderbijslag met zich brengen.
  • De afstand kan geen impact hebben die verder loopt dan de in art. 120 KBW opgenomen verjaring.

Als de voorrangsgerechtigde rechthebbende een onregelmatige beroepsloopbaan heeft, kan hij zijn recht afstaan voor alle toekomstige periodes waarvoor hij een voorrangsrecht in de werknemersregeling zal openen. Zo kan het dossier bij een niet-voorrangsgerechtigde rechthebbende gestabiliseerd worden.

Een afstand van voorrang die is toegekend voor de kinderen die op dat moment deel uitmaken van het gezin van de rechthebbende aan wie de voorrang wordt afgestaan blijft geldig voor de kinderen voor wie die voorrangsgerechtigde rechthebbende vervolgens rechthebbende wordt als alle andere geldigheidsvoorwaarden vervuld zijn.

Voorbeeld

De heer A en mevrouw B hebben het gezamenlijk hoederecht over hun minderjarig kind dat bij zijn moeder, die geen socioprofessionele activiteit uitoefent en bij zijn invalide grootvader woont. De heer A is de wettelijke voorrangsgerechtigde rechthebbende.
De heer A staat zijn recht aan de grootvader af om de verhoogde schaal te ontvangen. Mevrouw B bevalt van een ander kind, met de heer A als wettelijke vader. Aangezien de voorwaarden voor een afstand van voorrang nog vervuld zijn, is de afstand van voorrang aan de grootvader ook voor het andere kind geldig.

Oorzaken op basis waarvan de afstand van voorrang niet langer geldig is

De afstand van voorrang wordt nietig:

De afstand van voorrang heeft definitief geen uitwerking meer en als later opnieuw aan de geldigheidsvoorwaarden voldaan is, moet de voorrangsgerechtigde rechthebbende opnieuw afstand doen van zijn voorrang.
  • Als de rechthebbende die zijn voorrang afstaat zijn voorrang voor een bepaalde termijn heeft afgestaan en die termijn verstreken is.
  • Als de rechthebbende die zijn voorrang afstaat in het belang van het kind zijn voorrang niet langer afstaat.
Het niet langer afstaan van de voorrang kan - binnen de grenzen van de verjaring - gevolgen met terugwerkende kracht met zich brengen als meer kinderbijslag kan worden toegekend.
  • Als de rechthebbende die zijn voorrang heeft afgestaan niet langer recht heeft.

Voorbeeld

De gescheiden heer A en mevrouw B zijn de ouders van een minderjarig kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. Ze zijn allebei voltijds werknemer. Het kind verblijft bij zijn moeder, die door afstand van voorrang rechthebbende geworden is. De heer A oefent niet langer een socioprofessionele activiteit uit. De afstand van voorrang wordt nietig aangezien de heer A volgens de AKBW niet langer rechthebbende kan zijn. Mevrouw B wordt voorrangsgerechtigde rechthebbende op basis van haar beroepsactiviteit als werknemer.
  • Als de rechthebbende aan wie de voorrang wordt afgestaan niet langer recht heeft.

Voorbeeld

De gescheiden heer A en mevrouw B zijn de ouders van een minderjarig kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. Ze zijn allebei werknemer. Het kind verblijft bij zijn moeder, die rechthebbende geworden is door afstand van voorrang. Mevrouw B beëindigt haar beroepsactiviteiten in België. De afstand is nietig en de heer A wordt opnieuw de voorrangsgerechtigde rechthebbende.
  • Als de rechthebbende aan wie de voorrang wordt afgestaan niet tot de hoofdgroep rechthebbenden behoort en een potentiële rechthebbende die tot die groep behoort deel begint uit te maken van het gezin van het kind.
In het kader van de afstand van voorrang gaat het om de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of een persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt.

Voorbeeld

De gescheiden heer A en mevrouw B zijn de ouders van een minderjarig kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. De heer A is werknemer en mevrouw B oefent geen socioprofessionele activiteit uit. Mevrouw B en haar zoon wonen bij de invalide grootvader. De heer A heeft zijn voorrangsrecht aan de grootvader afgestaan om een verhoogde schaal te ontvangen. De heer C, de nieuwe partner van mevrouw B, begint deel uit te maken van het gezin. Hij is werknemer. De heer C, die een feitelijk gezin met mevrouw B vormt, behoort tot de hoofdgroep rechthebbenden en de afstand van voorrang aan de grootvader wordt dus nietig. De heer A wordt opnieuw de voorrangsgerechtigde rechthebbende en kan zijn recht enkel aan de heer C afstaan.
  • Als de rechthebbende aan wie de voorrang wordt afgestaan niet tot de hoofdgroep rechthebbenden behoort en een persoon van die groep die deel uitmaakt van het gezin van het kind een socioprofessionele activiteit als werknemer aanvat.
In het kader van de afstand van voorrang gaat het om de vader, de moeder, de stiefvader, de stiefmoeder of een persoon met wie de vader of de moeder een feitelijk gezin vormt.

Voorbeeld

De gescheiden heer A en mevrouw B zijn de ouders van een minderjarig kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. De heer A is werknemer en mevrouw B oefent geen socioprofessionele activiteit uit. Mevrouw B en haar zoon wonen bij de invalide grootvader. De heer A heeft zijn voorrangsrecht aan de grootvader afgestaan om een verhoogde schaal te ontvangen. Mevrouw B wordt werkloos. De afstand van voorrang aan de grootvader wordt nietig en de heer A is opnieuw de voorrangsgerechtigde rechthebbende. Hij kan zijn recht enkel aan mevrouw B afstaan.
  • Als het kind het gezin van de rechthebbende aan wie de voorrang is afgestaan verlaat en als die wijziging het einde van het recht van de rechthebbende die de voorrang afstaat of de rechthebbende aan wie de voorrang is afgestaan met zich brengt.

Voorbeeld

De gescheiden heer A en mevrouw B zijn de ouders van een minderjarig kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. Ze zijn allebei werknemer. Het kind verblijft bij zijn moeder, die rechthebbende geworden is door afstand van voorrang. Het kind verlaat het gezin van zijn moeder om bij zijn oom, die werknemer is, te gaan wonen. De afstand van voorrang van de heer A aan mevrouw B wordt nietig omdat de heer A niet langer voorrangsgerechtigde rechthebbende is. De wijziging van rechthebbende naar de oom gebeurt op de eerste dag van het volgende kwartaal.

Dat het kind het gezin van de rechthebbende aan wie de voorrang is afgestaan verlaat brengt dus niet automatisch het einde van de afstand van voorrang met zich. Als de rechthebbende die de voorrang afstaat en de rechthebbende aan wie de voorrang is afgestaan rechthebbende kunnen blijven, ondanks de gewijzigde situatie van het kind, blijft de afstand van voorrang geldig.

Voorbeelden:

  1. De heer A en mevrouw B hebben een kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. Het kind woont bij mevrouw B, aan wie de heer A zijn voorrang heeft afgestaan. Het kind wordt vervolgens geplaatst. De afstand blijft geldig aangezien de heer A de voorrangsgerechtigde rechthebbende blijft na de plaatsing en mevrouw B potentiële rechthebbende blijft.

  2. De heer A en mevrouw B hebben een kind dat onder de co-ouderschapsregeling valt. Ze zijn allebei werknemer en de kinderbijslag wordt tegen de gewone schaal betaald. Het kind woont bij mevrouw B, aan wie de heer A zijn voorrang heeft afgestaan. Het kind verlaat het gezin van mevrouw B om deel uit te maken van het gezin van de heer A, die een aanvraag om de kinderbijslag te ontvangen heeft ingediend. Mevrouw B, de rechthebbende aan wie de voorrang is afgestaan, blijft rechthebbende aangezien het recht van de heer A en mevrouw B behouden blijft ondanks de domiciliewijziging van het kind.

  • Als een algemene afwijking van toepassing is: de minister van Sociale Zaken of zijn afgevaardigde kan bij categorieën van behartigenswaardige gevallen de vo orrangsgerechtigde rechthebbende aanduiden. Zodra aan de voorwaarden voor de algemene afwijking voldaan is, wordt de afstand van voorrang, zelfs als het om dezelfde persoon gaat, nietig.

Zodra een afstand van voorrang nietig wordt, wordt de rechthebbende overeenkomstig de AKBW gewijzigd.

Top