Voorrang tussen residuaire rechten

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Residuaire rechten

De in de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) vastgelegde residuaire rechten zijn:

Principe van voorrangsvolgorde

Bij samenloop van verschillende residuaire rechten wordt het recht op kinderbijslag bij voorrang verkregen door:

  • de vader,
  • de moeder,
  • de stiefvader (dus de (nieuwe) echtgenoot van de moeder),
  • de stiefmoeder (dus de (nieuwe) echtgenote van de vader).

Art. 64, §2bis AKBW

Voorbeelden

1. Een kind woont bij zijn vader en moeder, die allebei student zijn.
Het recht op kinderbijslag wordt verkregen op basis van de hoedanigheid van student van de vader, want hij heeft voorrang op de moeder.

2. Een kind woont bij zijn vader en moeder. De vader is student, de moeder gaat niet uit werken en het kind heeft een erkende aandoening.
Het recht blijft bij voorrang verkregen door de vader.

3. Een gezin bestaat uit 4 kinderen: K1 (25 jaar), K2 (20 jaar), K3 (18 jaar) en K4 (rechtgevend kind: 15 jaar) en een moeder die aan geen van de voorwaarden voldoet om een recht op kinderbijslag te verkrijgen.   

De kinderen K2 en K3 beginnen te werken als werknemer.
Het kind K2 verkrijgt het recht voor zijn broer K4 omdat hij de oudste van de twee broers is die een recht als werknemer kunnen verkrijgen.

Uitzondering in de voorrangsvolgorde

De hierboven vastgelegde voorrangsvolgorde wordt slechts toegepast als de verschillende voorrangsrechten niet reeds wettelijk geregeld zijn.

Art. 51 AKBW

Voorbeelden 

1/ Een gezin bestaat uit 2 kinderen (K1 en K2) en een moeder die aan geen van de voorwaarden voldoet om een recht op kinderbijslag te verkrijgen.
De kinderen hebben een broer (K3) die geen deel uitmaakt van hetzelfde gezin. Aangezien hij werknemer is, verkrijgt hij het recht op kinderbijslag voor zijn broer en zus in toepassing van artikel 51, §3, 5° AKBW.  
Het kind K1 begint te werken als werknemer. Daardoor bestaan er twee rechten voor de zus K2: zijn residuair recht en het recht van zijn broer K3, die geen deel uitmaakt van het gezin.

Het recht zal verkregen worden door K1, dat deel uitmaakt van hetzelfde gezin als de zus, in toepassing van artikel 51, §3, 4° AKBW want het recht van de broer die geen deel uitmaakt van het gezin is residuair ten opzichte van het recht van de broer die deel uitmaakt van het gezin.

2/ Een gezin bestaat uit een kind dat ouder is dan 3 jaar, met een erkende aandoening, zijn moeder die geen statuut heeft en zijn vader die een winstgevende activiteit uitoefent in Frankrijk.

Aangezien er geen effectief recht is in Frankrijk wordt het recht bij voorrang verkregen door het kind zelf in toepassing van artikel 56septies AKBW.

Een broer die geen deel uitmaakt van het gezin begint te werken als werknemer. Er bestaan twee rechten: een residuair recht van het gehandicapt kind en een residuair recht van de broer die geen deel uitmaakt van het gezin.

Aangezien het recht van de broer die geen deel uitmaakt van het gezin enkel kan bestaan op basis van het recht van de vader, blijft het recht verkregen worden door het gehandicapt kind.

MO 596 van 2 oktober 2006 

 

Top