Voorrangsgerechtigde rechthebbende bepalen

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Voorwaarden

  • De potentiële rechthebbenden voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de band met het rechtgevend kind.

Art. 51 AKBW

  • Als er verschillende potentiële rechthebbenden zijn, moet de voorrangsgerechtigde rechthebbende bepaald worden op basis van de in de wet vastgelegde voorrangsorde:

1) een weeskind heeft altijd voorrang

2) als er geen weeskind is:
     Als meer dan een rechthebbende het kind bij zich opvoeden, wordt het recht verkregen in de volgende volgorde:

  • de vader,
  • de moeder,
  • de stiefvader,
  • de stiefmoeder,
  • de oudste van de verwanten in de eerste graad bij volle adoptie van het kind door personen van hetzelfde geslacht of bij volle adoptie door één persoon van het kind of het adoptiekind van zijn echtgenoot of samenwonende van hetzelfde geslacht,
  • de oudste van de andere rechthebbenden als de hierboven vermelde personen niet van toepassing zijn.

     Als verschillende rechthebbenden even oud zijn, wijzen ze zelf de voorrangsgerechtigde aan, zo niet wordt voorrang gegeven aan de eerste aanvrager.

3) Als geen van de rechthebbenden het kind bij zich opvoedt, wordt het recht verkregen door:

  • de volgens de volgorde bepaald in 2°) voorrangsgerechtigde rechthebbende.

Als de ouders niet samenwonen en het kind onder de co-ouderschapsregeling valt, worden de ouders beschouwd als fictief deel uitmakend van hetzelfde gezin.
Dat geldt ook als het kind geplaatst is in de zin van art. 70 AKBW of als de ouders gescheiden zijn na een dergelijke plaatsing als het kind onder de co-ouderschapsregeling blijft vallen.


4) Als het kind in een instelling geplaatst is en het derde van de kinderbijslag aan een natuurlijke persoon betaald wordt, wordt die persoon of de echtgenoot of partner van die persoon in het kader van een feitelijk gezin de rechthebbende.

Art. 64, § 1 en 2 en 70 AKBW

Controlemiddelen

  • Raadplegen van het RNP om te bepalen:

    • of het kind een weeskind is,
    • bij wie het kind gedomicilieerd is,
    • welke band bestaat tussen hem en het gezin waarin het wordt opgevoed.
  • Het (uittreksel van het) vonnis waarin het ouderlijk gezag van het kind is vastgelegd bij (echt)scheiding van de ouders,

    Dienstbrief 996/41 van 29 september 2003

  • Het officiële bericht van plaatsing van het kind en het bepalen van de bestemming van het derde van de kinderbijslag (als het kind geplaatst is),

  • Raadplegen van de socioprofessionele gegevens in Trivia (om te bepalen wie effectief het recht op kinderbijslag voor het kind kan verkrijgen).

Indien de voorwaarden niet vervuld zijn

Er moet onderzocht worden of een recht verkregen kan worden door een andere rechthebbende op basis van de Algemene Kinderbijslagwet. Zo niet dient het recht in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag te worden onderzocht. 

Top