Voorwaarden
1. De rechthebbende is hetzij:
- een leerplichtige student (dat wil zeggen tot 31 augustus van het jaar waarin hij 18 wordt).
- een min-25-jarige student met een leerovereenkomst
- een min-25-jarige met een leerovereenkomst zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst (industrieel leerlingwezen)
- een min-25-jarige student die niet langer leerplichtig is en geldig in een onderwijsinstelling is ingeschreven of een opleiding bedrijfsleider of een erkende opleiding (alternerend leren met een industriële leerovereenkomst bijvoorbeeld) volgt.
- een min-25-jarige student die aan zijn eindverhandeling hoger onderwijs werkt.
- een min-25-jarige werkzoekende in beroepsinschakelingstijd, wat een inschrijving in een gewestelijke arbeidsdienst veronderstelt (Actiris voor het Brusselse Gewest, FOREM voor het Waalse Gewest of VDAB voor het Vlaamse Gewest).
2. Op de datum waarop de rechthebbende kinderbijslag aanvraagt verblijft hij minstens vijf jaar daadwerkelijk in België, behalve:
- indien hij onder de toepassing valt van de Verordening (EEG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
- indien hij een staatloze is;
- indien hij een vluchteling is in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- indien hij een onderdaan is van een staat die het Europees Sociaal Handvest of het (herziene) Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd.
- indien hij kinderbijslag voor een kind aanvraagt:
- dat onderdaan is van een staat die onder de verordening (Verordening (EEG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels valt, of, bij gebrek daaraan, onderdaan is van een Staat die het Europees Sociaal Handvest of het (herziene) Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd;
- of dat een staatloze of een vluchteling is in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
3. De rechthebbende student, leerjongen of werkzoekende in beroepsinschakelingstijd is de (adoptie)ouder van het kind, de echtgenoot van de (adoptie)ouder van de kinderen, of de echtgenoot van de (adoptie)ouder van het kind.
4. Het kind maakt daadwerkelijk deel uit van het gezin van de rechthebbende.
Controlemiddelen
1. Aanvraag van de sociaalverzekerde (formulier 5571 of E of AA of elke andere briefwisseling)
2. Raadpleging van het RNP om de aanwezigheid van het kind in het gezin van de potentiële rechthebbende vast te stellen
3. Raadpleging van de databanken van de Triva (DmfA, RIP, RGTI)
4. Formulier schoolbezoek P7, P9 of P9bis
Indien de voorwaarden niet vervuld zijn
De persoon kan geen rechthebbende op basis van art. 56 AKBW zijn.
Er moet worden nagegaan of hij of een andere potentiële rechthebbende zich niet in een socioprofessionele toestand bevindt waardoor er een recht kan ontstaan op grond van de kinderbijslagwetgeving of in het zelfstandigenstelsel. Bij gebrek daaraan moet men de dienst Gewaarborgde gezinsbijslag verzoeken om het recht te onderzoeken.
Aandachtspunten
1. Enkel FAMIFED is bevoegd om kinderbijslagen op grond van art. 56sexies AKBW toe te kennen.
2. Het betreft een residuair recht, dat wil zeggen dat er in het werknemers- of in het zelfstandigenstelsel geen ander recht mag bestaan.
Uitzonderingen:
- Dit recht heeft voorrang op het recht dat de rechthebbende in onvoorwaardelijk recht (student, leerjongen of student die aan zijn eindverhandeling hoger onderwijs werkt) eventueel zou kunnen doen ontstaan als rechthebbende die een winstgevende activiteit uitvoert of sociale uitkeringen geniet.
Tekst Deze uitzondering geldt dus niet voor de jonge werkzoekende in de beroepsinschakelingstijd.
- Het wezenrecht dat wegens het overlijden van de rechthebbende student of daarmee gelijkgestelde ontstond is een voorrangsrecht.
3. Indien de jongere ouder dan 25 jaar is of nog geen 5 jaar op het Belgisch grondgebied verblijft, kan hij bij de FOD Sociale Zekerheid om een individuele afwijking verzoeken. De leeftijdsgrens kan zo met hoogstens 2 jaar worden opgetrokken.
Opgelet: Die afwijking wordt maar aangevraagd als geen ander recht mogelijk is, ook niet in de gewaarborgde gezinsbijslag (GGB).
4. Het rechtgevende kind moet daadwerkelijk deel uitmaken van het gezin van de rechthebbende. De juridische fictie van het co-ouderschap kan niet worden toegepast.
5. De rechthebbende kan, op basis van art. 56sexies AKBW, kinderbijslag blijven genieten wanneer hij niet aan de voorwaarden voldoet zoals bepaald door of krachtens art. 62 AKBW inzake een winstgevende activiteit, loon of sociale uitkeringen.