Vaststellen en behouden van het recht

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Voorwaarden

  • Er is geen recht op kinderbijslag in de regeling van de AKBW.
  • De FOD Sociale Zekerheid heeft het kind met een handicap of een aandoening in de zin van artikelen 47 en 63 AKBW erkend.
  • Het kind maakt deel uit van het gezin van een natuurlijke persoon.
  • Het rechtgevend kind is jonger dan 21 jaar oud.
  • Voor de schaal 'langer dan zes maanden invalide' is de natuurlijke persoon bij wie het kind verblijft sinds 6 maanden erkend als iemand met een ongeschiktheid van ten minste 66 %.
  • Voor de verhoogde wezenbijslag is een van de ouders overleden en is de overlevende ouder niet getrouwd/hertrouwd en vormt hij geen feitelijk gezin.

Controlemiddelen

  • Aanvraagformulier AA ¬- 5599 of een andere brief van de sociaal verzekerde
  • T002 (beslissing van de FOD Sociale Zekerheid over de erkenning van de handicap of de aandoening van het rechtgevend kind)
  • Raadplegen van het RNP (om de aanwezigheid van het kind in het gezin van een natuurlijke persoon te controleren en of het kind geen wees is, of er geen andere potentiële rechthebbenden zijn etc.)
  • Raadplegen van de prestatiegegevensbanken van Trivia , RIP , DmfA , flux werkloosheid, flux ziekte, ARZA etc. om te bepalen of geen ander recht mogelijk is
  • Bij betaling per rang of verschilbetaling, het formulier 5600 bij het vaststellen van het recht en vervolgens jaarlijks in juli
  • Voor de verhoogde schaal 'langer dan zes maanden invalide' moet men over een bewijs beschikken van de erkenning van de ongeschiktheid van meer dan 66 % van de natuurlijke persoon bij wie het kind verblijft.

Indien de voorwaarden niet vervuld zijn

  • Het kind kan geen rechthebbende zijn op basis van artikel 56septies AKBW.
  • Er moet onderzocht worden of er geen andere potentiële rechthebbende is om recht te verkrijgen in de regeling van de AKBW of eventueel in de regeling voor gewaarborgde gezinsbijslag.

Aandachtspunten

  • Het gaat om een residuair recht. Er mag dus geen ander recht zijn in de regeling voor werknemers en zelfstandigen.
    Art. 56septies AKBW
  • Enkel FAMIFED is bevoegd om de kinderbijslag op basis van art. 56septies AKBW toe te kennen.
    CO 861 van 7 november 1969
  • Rang
    Om de rang van het kind te bepalen, wordt rekening gehouden met de andere rechtgevende kinderen in het gezin tenzij die kinderen recht hebben op verhoogde kinderbijslag, bijvoorbeeld wezen.
    Art. 13, §6, 2de lid KB van 3 mei 1991
    Als de kinderbijslag voor het kind verschuldigd is op basis van een andere kinderbijslagregeling dan de regeling voor werknemers of zelfstandigen, moet rekening gehouden worden met het aantal rechtgevende kinderen dat is vastgelegd in de regeling waar het gezin onder valt. Dat aantal wordt bepaald op de datum waarop het kind rechtgevend is op basis van art. 56septies AKBW en op 1 juli van elk jaar. Het blijft geldig tot 30 juni van het volgende jaar.
    Art. 13, §6, 3de lid KB van 3 mei 1991
  • Verschilbetaling
    Als een recht op kinderbijslag bestaat op basis van een andere regeling dan de regeling voor werknemers en zelfstandigen (bijvoorbeeld een recht in het buitenland, studiebeurs etc.), wordt de op basis van artikel 56septies AKBW betaalde kinderbijslag verminderd met het door de andere regeling betaalde bedrag (verschilbetaling).
    Uitzondering: Het recht op basis van artikel 56septies AKBW heeft voorrang op het recht dat wordt toegekend door de Europese Unie.
    Art. 60 § 1, 2de lid AKBW
    Het bedrag waarmee rekening gehouden moet worden voor de verschilbetaling wordt bepaald als het recht verkregen wordt en op 1 juli van elk jaar. Dat bedrag blijft geldig tot 30 juni van het volgende jaar.
    Art. 13 § 7 KB van 3 mei 1991
Top