Echtscheiding van de ouders: Gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag – Sommendelegatie – Meerderjarigheid

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Situatie

De ouders zijn feitelijk gescheiden sinds 1998 en uit de echt gescheiden op 08.02.2001 en oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit van hun twee kinderen.  De oudste van de kinderen wordt meerderjarig op 17.10.2002.

In de beschikking van 08.07.1998 beslist de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van X dat de kinderbijslag aan de vader betaald moet worden.  De beschikking wordt per gerechtsdeurwaardersexploot van 11.01.1999 aan kinderbijslagfonds A betekend.

De oudste van de kinderen wordt opgevoed en is gedomicilieerd bij zijn vader.  Het tweede kind wordt opgevoed en is gedomicilieerd bij zijn moeder.

Advies

Aangezien in dit geval de beschikking volgens de vereiste formaliteiten tegenstelbaar is gemaakt bij het kinderbijslagfonds is de vader de begunstigde van de sommendelegatie. De moeder verliest echter de hoedanigheid van bijslagtrekkende niet en de bedragen zijn berekend op basis van een groep van twee kinderen.

Zodra het oudste kind meerderjarig is, wordt de persoon die het opvoedt – de vader volgens de gegevens in het dossier – de rechthebbende en bijslagtrekkende.

Voor de berekening van de kinderbijslag brengt die wijziging met zich dat er in het gezin van de moeder niet langer gegroepeerd kan worden.

De sommendelegatie heeft dus geen impact meer voor het oudste kind maar blijft gelden voor het tweede kind zolang er geen daarvan afwijkende rechterlijke beslissing wordt genomen.

De vader kan bijslagtrekkende van het tweede kind worden als het kind en de vader dezelfde domicilie hebben en als de vader vervolgens een aanvraag tot aanwijzing tot bijslagtrekkende indient of als de arbeidsrechtbank hem aanwijst als bijslagtrekkende.

Samengevat:

Tot 17.10.2002 (met effect op 31.10.2002):

  • moeder bijslagtrekkende voor kinderen 1 en 2
  • vader begunstigde van de sommendelegatie voor kinderen 1 en 2

Vanaf 18.10.2002 (met effect op 01.11.2002):

  • moeder bijslagtrekkende voor kind 2
  • vader begunstigde van de sommendelegatie voor kind 2
  • vader bijslagtrekkende voor kind 1

Rechtvaardiging

Wanneer de twee ouders, die niet samenwonen, het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen in de zin van artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek, van een kind dat bij één van hen wordt opgevoed, worden zij beiden geacht het kind bij zich op te voeden. De vader is dus de voorrangsgerechtigde rechthebbende en de moeder de bijslagtrekkende.

Art. 374 van het Burgerlijk Wetboek

Art. 64 AKBW

Art. 69 AKBW

Als de vader te weten komt dat de kinderbijslag aan hem betaald zal worden, kan hij verschillende stappen ondernemen die niet allemaal onder de Algemene Kinderbijslagwet vallen.

In het kader van de voorlopige maatregelen die voor de kinderen genomen moeten worden, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg (zodra een aanvraag tot echtscheiding wordt ingediend) beslissen dat de kinderbijslag aan de vader betaald moet worden. Aangezien het kinderbijslagfonds geen partij is bij het proces is de beslissing enkel maar aan hem tegenstelbaar als bepaalde formaliteiten vervuld zijn: voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg: betekening door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder.

Dienstbrief 996/16 van 18 juli 2001

Als een kind meerderjarig wordt, kan het ouderlijk gezag niet langer gezamenlijk worden uitgeoefend.  Het recht wordt dan vastgesteld op basis van de algemene regels, dus op basis van de feitelijke situatie: de ouder die effectief het kind opvoedt is rechthebbende en bijslagtrekkende.

MO 386 van 10 april 1981

Top