Antwoorden op de vragen over de toepassing van het principe van co-ouderschap in de berekeningswijze van de kinderbijslag van geplaatste kinderen

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Situatie

Basisregels : hypothetische situaties om de Algemene Kinderbijslagwet (AKBW) toe te passen

Co-ouderschap: een kind wordt beschouwd als deel uitmakend van het gezin van zijn bijslagtrekkende voor de toepassing van artikel 70bis AKBW en de groepering (art. 42), ongeacht of het bij de moeder of de vader gedomicilieerd is.

Een kind dat geplaatst is met 1/3 op een spaarrekening wordt – voor de toepassing van artikel 70bis – beschouwd als deel uitmakend van het gezin van zijn rechthebbende, ongeacht waar het gedomicilieerd is.

Een kind dat geplaatst is met 1/3 voor de moeder wordt – voor de toepassing van artikel 70bis – beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de bijslagtrekkende van het 1/3, ongeacht waar het gedomicilieerd is.

Bij alle voorbeelden is er één rechthebbende voor alle kinderen.

  1. Moeder rechthebbende + bijslagtrekkende – vader werkt niet, zonder inkomsten
    Rk 1 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder en moeder bijslagtrekkende
    Rk 2 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde voor de moeder
    Rk 3 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde voor de moeder
    Rk 4 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader maar moeder bijslagtrekkende
    Groepering van de vier kinderen bij de moeder

    Alle kinderen worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de moeder = ook het gezin van de rechthebbende
    Voor de vier kinderen: R1+R2+R3+R4
                                                   4
     

  2. Moeder rechthebbende + bijslagtrekkende – vader werkt niet, zonder inkomsten
    Rk 1 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder en moeder bijslagtrekkende
    Rk 2 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 3 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 4 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader maar moeder bijslagtrekkende
    Groepering van de vier kinderen bij de moeder want toepassing van de groepering van de geplaatste kinderen bij de rechthebbende MAAR ook toepassing van co-ouderschap.

    De geplaatste "Rk's" zijn gegroepeerd bij de rechthebbende, de andere kinderen zijn gegroepeerd bij de bijslagtrekkende, hier allemaal bij de moeder.
    Kinderen 2 en 3 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de rechthebbende = het gezin van de moeder.
    Kinderen 1 en 4 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de bijslagtrekkende = hier = het gezin van de rechthebbende.
    Rk 2 en Rk 3: R1+R2+R3+R4
                                     4
    Rk 1 : R1
    Rk 4 : R2    
                  

  3. Moeder rechthebbende + bijslagtrekkende – vader werkt niet, zonder inkomsten
    Rk 1 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder en moeder bijslagtrekkende
    Rk 2 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 3 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 4 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader en vader bijslagtrekkende
    Groepering van kinderen 1+2+3 bij de moeder + "Rk" 4 rang 1 bij de vader want ook bijslagtrekkende.

    Kinderen 2 en 3 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de rechthebbende moeder.
    Kind 1 wordt beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de moeder = hier = ook het gezin van de rechthebbende.
    Kind 4 wordt beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de vader dat niet het gezin van de moeder is.
    Rk 2 en Rk 3 : R1+R2+R3
                                  3
    Rk 1 : R1
    Rk 4 : R1
     

  4. Vader rechthebbende – moeder werkt niet, zonder inkomsten
    Rk 1 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder en moeder bijslagtrekkende
    Rk 2 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 3 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 4 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader MAAR moeder bijslagtrekkende
    Groepering rang 1 en van kinderen 2 + 3 bij de vader want toepassing van de groepering van de geplaatste Rk's bij de rechthebbende MAAR ook toepassing van co-ouderschap.

    De geplaatste RK's zijn gegroepeerd bij de rechthebbende en de andere kinderen in toepassing van het co-ouderschap bij de bijslagtrekkende: groepering rang 1 en 2 voor kinderen 1 + 4 bij de moeder.
    Kinderen 2 en 3 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de rechthebbende vader.
    Kinderen 1 en 4 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de moeder = hier = niet het gezin van de rechthebbende.
    Rk 2 en Rk 3 : R1+R2
                                2
    Rk 1 : R1
    Rk 4 : R2
     

  5. Vader rechthebbende – moeder werkt niet, zonder inkomsten
    Rk 1 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde voor de moeder
    Rk 2 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 3 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 4 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader maar moeder bijslagtrekkende
    Rk 5 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader maar moeder bijslagtrekkende
    Groepering rang 1, 2 en 3 kinderen 1+2+3 bij de vader want toepassing van de groepering van de geplaatste kinderen bij de rechthebbende MAAR ook toepassing van co-ouderschap. 

    De geplaatste Rk's zijn gegroepeerd bij de rechthebbende en de andere kinderen bij de bijslagtrekkende: groepering rang 1 en 2 voor kinderen 4 + 5 bij de moeder.
    Kinderen 2 en 3 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de vader.
    Kinderen 1, 4 en 5 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de moeder = hier = niet het gezin van de rechthebbende.
    Rk 2 en Rk 3 : R1+R2+R3
                                   3
    Rk 1, Rk 4 en Rk 5 :  R1+R2+R3
                                              3
     

  6. Vader rechthebbende – moeder werkt niet, zonder inkomsten

    Rk 1 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde voor de moeder
    Rk 2 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 3 minderjarig, gedomicilieerd bij de moeder, geplaatst en derde op een spaarrekening
    Rk 4 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader MAAR moeder bijslagtrekkende
    Rk 5 minderjarig, gedomicilieerd bij de vader MAAR moeder bijslagtrekkende
    Rk 6 stiefzoon gedomicilieerd bij de rechthebbende vader maar zijn partner bijslagtrekkende
    Groepering rang 1, 2 en 3 van de kinderen 1+2+3+6 (voor de berekening van de geplaatste "Rk's" enkel : "Rk 6" ontvangt effectief rang 1) bij de vader want toepassing van de groepering van de geplaatste kinderen bij de rechthebbende MAAR ook toepassing van co-ouderschap.

    De geplaatste Rk's zijn gegroepeerd bij de rechthebbende en de andere kinderen bij de bijslagtrekkende: groepering rang 1 en 2 voor kinderen 4+5 bij de moeder.
    Kinderen 2, 3 en 6 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de vader
    Kinderen 1, 4 en 5 worden beschouwd als deel uitmakend van het gezin van de moeder = hier = niet het gezin van de rechthebbende.
    Rk 2 en Rk 3 : R1+R2+R3+R4
                                      4
    Rk 1, Rk 4 en Rk 5 :  R1+R2+R3 groepering en verdeling bij dezelfde bijslagtrekkende.
                                             3  
    Rk 6 : R 1                                 

Toepassing CO 1306996/28 CO 1351 CO 1365 996/102996/93ter

Top