Winstgevende activiteit of sociale uitkering

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Er zijn twee mogelijke rechtsgronden, met een aantal beletsels.

Eerste rechtsgrond: als gehandicapt kind

  • Beletsels
    • Een activiteit uitoefenen die onder de sociale zekerheid valt (uitgezonderd een activiteit in een beschutte werkplaats, een sociale werkplaats of een bedrijf voor aangepast werk, een leerovereenkomst waarbij de inkomsten het grensbedrag niet overschrijden, studentenwerk en een beroepsopleiding in een onderneming die onder de IBO -code op de RIP -in is vermeld)
    • Een sociale uitkering in de werkloosheids- of de arbeidsongeschiktheidsregeling ontvangen die voortvloeit uit een niet-toegelaten activiteit
  • Opgelet: een inschrijving als werkzoekende of het ontvangen van een inschakelingsuitkering vormen geen beletsels aangezien die uitkering voortvloeit uit een ander statuut (studies) en niet uit een niet-toegelaten activiteit.
  • Controle: RIP, DmfA, socioprofessionele fluxen

Tweede rechtsgrond: andere hoedanigheid

  • Beletsels: Als de kinderbijslaginstelling op basis van de eerste rechtsgrond geen toeslag kan toekennen, moet de tweede rechtsgrond onderzocht worden. Het kind moet dan over een andere hoedanigheid beschikken en student of leerling zijn of zich in de beroepsinschakelingstijd bevinden.
  • Het gaat om dezelfde regels en procedures als voor de andere kinderen van dezelfde leeftijd die niet gehandicapt zijn of geen aandoening hebben.
  • Controle:
    • P7-formulier (verkort attest) en D062-formulier, DmfA (240 uur) voor een student (jongere met een alternerende overeenkomst)
    • P9-formulier voor een jongere met een leerovereenkomst
    • P9bis-formulier voor een jongere die een opleiding tot ondernemingshoofd volgt
    • P20-formulier en Rip voor een jonge werkzoekende
  • Aangezien de basisbijslag altijd betaald wordt hangt enkel de toeslag af van de hoedanigheid van het kind.
    Als het kind verschillende hoedanigheden heeft, moet de kinderbijslaginstelling rekening houden met de meest voordelige voor het gezin en artikel 48 AKBW toepassen als het bedrag wijzigt.
    De tabel van MO 593 met de mogelijkheden om kinderbijslag op te schorten voor bepaalde maanden is hier immers niet van toepassing.

Aandachtspunt

  • Als een kind buiten België wordt opgevoed moet de instelling jaarlijks een P2-formulier versturen om te controleren of het activiteiten heeft uitgeoefend of sociale uitkeringen heeft ontvangen in de werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsregeling vanaf 1 september van het jaar waarin het 18 jaar wordt tot het 21 jaar is.
  • Vanaf 21 jaar kunnen de ouders een aanvraag indienen bij de FOD Sociale Zekerheid om een uitkering te ontvangen op basis van de handicap van het kind. Drie maanden voor de verjaardag van het kind moet de kinderbijslaginstelling de ouders inlichten over die procedure (module 20 van het Handvest van de Sociaal Verzekerde).
Top