De kinderbijslagwetgeving schrijft voor dat wanneer kinderen geplaatst zijn in het kader van de reglementering op de jeugdbescherming, 2/3 van de kinderbijslag moet betaald worden aan de instelling of het bevoegde gemeenschapsministerie, al naar gelang de aard van de plaatsing.
Het resterende 1/3 wordt, indien de jeugdrechter dit zo beslist, gestort op een spaarboekje.
Het gebeurt vaak dat meerderjarig geworden kinderen, die ooit geplaatst waren, bij de Rijksdienst of de kinderbijslagfondsen komen met de vraag waar zij het in de loop der jaren op een spaarboekje gestorte 1/3 van de kinderbijslag kunnen innen. Zij zijn immers in het bezit van een beschikking van de jeugdrechter die destijds heeft bevolen het 1/3 op een spaarboekje te betalen.
De ASLK, die in verband met dit probleem werd geraadpleegd, deelt mee dat zij steeds in staat is na te gaan, op basis van de naam en de geboortedatum van de betrokken persoon, of er bij de ASLK een spaarboekje bestaan heeft waarop 1/3 van de kinderbijslag werd gestort.
Op eenvoudige vraag kunnen dus alle nodige opzoekingen worden verricht met betrekking tot een bepaalde persoon.
Vanzelfsprekend kan de ASLK niet nagaan of iemand bij een andere bankinstelling eventueel dergelijk(e) boekje(s) bezit.
